3 februari 2025 | Thailand (3)
3 februari 2025
Ik schrijf dit vanuit het zwembad, mijn laptop staat op de kant, ik sta met mijn voeten op de bodem blauwe tegels. De zon is van beton. Op het gebouw tegenover me zitten zwart-witte aapjes. Ik zie het zweet op de lichamen van de zongebruinde mensen rondom het zwembad.
Ik ben een beetje brak en boos. Ik heb gisteren de nacht in naar een vriend van Yaël moeten luisteren. We zouden op het strand vis barbekjoeën, althans er waren Thai die dat deden—wij zouden een vis uitzoeken betalen. Er zijn hier veel ervaringen waarvoor je kan betalen. Kopen, betalen—same difference. De vis was lekker. We dronken een oranje drank uit plastic fles. Ramses beweerde dat het actieve ingrediënt niet illegaal was in Thailand.
Yaël was eerder die dag vertrokken naar de synagoge van Ao Nang. Ze wilde haar God bedanken voor de voedselvergiftiging die ze had opgelopen. In het laatste licht keerde ze terug, kwam ze met een bootje terug de baai ingevaren. Het leek alsof een schaduw in de boot stond, de schaduw van een derde, naast Yaël en de schipper. De hemel was rozig. Een vlieg vloog mijn neus in, waardoor ik reflexmatig inademde, zo mijn neusgat in, swoef als snot mijn keel binnen. Ik slikte door.
Kaddish voor de vlieg.
Yaël stapte uit en dit viel me op: ze is blond en klein van stuk. Haar haren komen tot haar schouders—golvend door het zeezout. Ze heeft kleine voeten en roodgelakte teennagels. Ik heb haar die al een paar avonden op rij zien bijwerken, met nagellak en veiltje. Aan haar enkel heeft ze een kettinkje met davidster. Ze is trots op haar Joods-zijn. ‘So what dat ik een Joodse neus heb,’ zei ze laatst, ‘I fucking love it.’ Als ze praat, smeert ze haar klinkers uit. Het kost haar een minuut om een zin uit te spreken die ik in een paar seconden zeg.
Geen schaduw: naast haar liep een kleine gedrongen jongen. Hij had een beetje een pitbull-hoofd: kaal, platte neus en hazenlip. Zijn ogen waren helderblauw, hij liep naast Yaël op ons af. Ze had niets gezegd over iemand meebrengen, maar ze leken bij elkaar te horen. Toen hij bij ons kwam, reikte hij me meteen een hand aan. ‘Micha,’ zei de jongen.
‘Jelle,’ antwoordde ik.
‘Micha is ook Nederlands,’ zei Yaël, ‘we hebben het net zo leuk gehad in Ao Nang.’
‘Superleuke stad. Echt heel hip. Een paar van mijn vriendjes zitten daar, eentje heeft een restaurant, Tsjin tsjon Kai.’
‘Ja echt,’ beaamde Yaël, ondanks dat ik niet aan het voorgaande twijfel, ‘zo leuk, hebben net in de keuken mogen kijken, Micha heeft Pad Thai gemaakt.’ Ze was onder de indruk. ‘Echt heerlijk,’ voegde ze toe, haar gezicht nu op Micha gericht.
‘De truc is tamarinde.’
‘Niet de magnetron?’ vroeg ik.
‘De magnetron?’
‘Om op te warmen.’
‘Wat,’ zei Micha en hij keek Yaël sardonisch aan, ‘we gebruiken een pan.’
‘Nee, ha … het was een grap,’ bracht ik in, maar Micha gaf Siesol al een had en knipoogde naar haar. Daarna stelde hij zich voor aan Ramses. Ik was mij zeer bewust van mijn handen, die naast mijn lichaam hingen. Ik dacht dat het natuurlijker zou zijn om mijn duimen (specifiek mijn duimen) in mijn zakken te steken, opdat mijn houding een soort nonchalance kreeg.
Micha keek niet langer naar me. Hij vertelde hoe hij zijn vriendje had ontmoet in Bangkok, bij een karaoke. Hij zei iets waardoor Yaël moest lachen en ik lachte mee, maar volgens mij was het helemaal niet grappig. Ik ging iets dichter bij hem staan, zodat mijn lengte iets meer opviel (ik was een kop groter).
‘De Thai zijn net als Nederlanders, snap je’, één van de dingen die hij erin gooide, ‘mensen doen alleen alsof ze echt zo anders zijn. Dat overdreven bedanken enzo, Westerlingen gaan dat nadoen, fucking racistisch.’
‘Zo erg,’ zegt Yaël.
‘Precies, heel erg,’ zegt Micha en hij knijpt zachtjes in haar bovenarm.
‘Zullen we gaan eten,’ vraag ik en omdat Ramses meteen instemt, lopen we naar de visbarbekjoe. Zoals ik zei: we moesten dus een vis uitzoeken. Yaël stelde voor dat Micha een vis uit zou zoeken (er lagen twee soorten vis, alle vissen van dezelfde soort leken op elkaar). Maar Micha suggereerde dat ik een vis uit mocht zoeken.
‘Als je hem maar niet in de magnetron stopt.’
Ik koos een rode vis. De Thai gingen in de weer, wij gingen verderop op het strand zitten, althans, Micha bleef achter, begon met de Thai over de vis te praten. Ik bestelde een bier en hoor een Thai lachen in de verte—ik heb niets met deze mensen.
We krijgen de vis, ik ben twee bier verder. Ramses haalt zijn oranje fles tevoorschijn. ‘Bij één of twee slokken lijkt het op speed,’ zegt ‘ie.
Nadat ik twee slokken dronk, voelde me ik beter. De vis was bijna op, het laatste vlees onhandig aan de graat. Kaddish voor de vis.
‘Liefde en respect zijn hetzelfde,’ zegt Micha, ‘snap je? Zonder liefde geen respect, want zonder respect is geen liefde mogelijk. Ik denk van—je kan als man bijdragen, want je hebt een soort status, of in ieder geval zoiets van macht—met respect,’ zegt hij, en hij maakt een soort cirkel met zijn armen om zijn woorden kracht bij te zetten, ‘feel me?’ Siesol en Yaël zeggen dat ze hem feelen. ‘Dus daarom is het als man zo belangrijk met respect om te gaan met anderen, in alles wat je doet.’
Om de één of andere reden, richt hij zich tot mij: ‘ik werk bij een modellenbureau, toch?’
Ik zeg niets.
‘Ja man, het is zo—en als ik dan iets moet schrijven over vrouwen ofzo; altijd vanuit hun innerlijk. Nooit beginnen met borsten of billen, nooit in de beschrijving. Dat is echt low life.’
Ja precies. Nooit ermee beginnen. Camilla houdt van dieren en heeft een groot hart. Ze heeft nog grotere borsten. Werkt hij bij een modellenbureau aan de Oude Kerk?
‘Interessant,’ zeg ik tegen Micha.
‘Het komt van Adonai, begrijp je dat? Dat is hoe we God noemen,’ en als hij zegt ‘we’ legt hij zijn hand op Yaëls bovenarm. ‘We hebben vandaag nog samen gebeden. Tegen seksisme en voor de wereldvrede.’
Ramses begint te vragen over het bidden zelf, de techniek, de gebaren, de woorden. Hij wil weten of Micha zich hier geaard voelt. Of hij voelt dat hij hier thuis is. Ramses wilde graag zichzelf vinden in Thailand, maar hij weet niet zeker of hij zichzelf gevonden heeft. Hij vindt het vooral chill dat alles zo langzaam gaat. En goedkoop is. Hij is bang dat hij teveel drugs neemt. Misschien is de rek een beetje uit zijn geest.
‘Ik ben overal geaard—de wereld is mijn thuis. God heeft de wereld aan ons gegeven, snap je, dat geloof ik echt. Daarom ben ik zo dankbaar en probeer ik goed terug te zijn voor God.’
‘Maar heeft God de wereld ook aan mij gegeven?’ vraagt Ramses.
‘We zijn allemaal God kinderen. Wat hierna gebeurt, dat weet ik niet. We zijn een beetje als korrels op dit zand. Alles is vergankelijk, snap je. De maan, de aarde, de zon. Alleen God gaat niet voorbij.’
Zo voelde de dingen die hij zei, in ieder geval, voor mij. Ik denk dat hij zoiets zei. Zo herinner ik het met in ieder geval. In bed kon ik weet niet slapen. Ik moest wachten tot de oranje drank voorbij was. Mijn gordijnen zaten dicht, buiten hoorde ik apen in het donker spelen.
Vanochtend was Micha bij het ontbijt. Hij maakt zich klaar te vertrekken. Hij zou een eind de jungle in met een gids, na een dagtocht zou hij in een klein dorpje aankomen. Daar kende hij via-via iemand bij wie hij zou logeren. Hij zou er een paar dagen les in Thais krijgen, wilde graag de taal leren.
‘Communicatie—alles draait om communicatie.’
Ik had drie koffie op, liet me in het zwembad vallen. Die betonnen zon dus boven me. Mijn lichaam leek te klein.
Siesol komt naast me liggen, ik draai mijn lichaam weg zodat ze niet kan kijken wat ik schrijf.
‘Leuke jongen hè, die Micha. Interessant, over God en Jodendom enzo.’
‘Ja … echt leuk,’ antwoord ik.
Straks koop ik een kokosnoot. Straks doe ik een handstand op de zwembadtegels. Straks lig ik in de zon en kijk in naar het zware blauw.
Twee jaar geleden overleed een vriendin van me aan bloedvergiftiging op een Aziatisch strand. Ik denk niet meer zo vaak aan haar als eerst, als ik aan haar denk, voel ik me vaak verdrietig. Soms voel ik niets.
Moge zijn naam groot en geheiligd worden.